De ongewone en opgewonden gemoedstoestand van Barat en zijn tijdsgebruik op 25 juli, maken hem al snel tot hoofdverdachte.
In tegenstelling tot zijn gewoonte, trok hij op 25 juli naar de zevenurenmis in Huizingen. Hij kwam terug in het gezelschap van Jan Baptist Musch, knecht in de naburige hoeve Paesmans, gelegen op slechts 250 m (in rechte lijn) van de hoeve Meerts. Aan deze hoeve namen ze afscheid, het was toen acht uur dertig in de morgen.
In plaats van gewoon rechtdoor te stappen, volgt Barat de weg die rechtover de hoeve van Paesmans in de richting van Dworp loopt. Vervolgens slaat hij links de voetweg in, die leidt naar de privéweg gebruikt door de familie Meerts en die vanaf hun woning in de richting van Dworp gaat. Het is langs deze weg aan het einde van de boomgaard, dat hij om 8 uur 30 Jan Baptist Meerts, de oudere broer van Francisca, ontmoet. Hij bevindt zich dan op ongeveer 150 m van de hoeve.
Niettegenstaande hij om 8 uur 30 gezien wordt aan de boomgaard, komt hij pas om 10 uur 30 de hoeve binnen waar het tweede ontbijt op tafel staat en dat er opgediend wordt aan wie naar de vroege mis ging. Met een extreme bleekheid op zijn gezicht en een uitgedroogde mond gaat hij evenwel niet aan tafel, zeggende dat hij geen honger heeft.
In de namiddag vertrekt hij naar Solheide waar hij zich bedrinkt. De volgende morgen, stelt men bij hem nog altijd dezelfde ongerustheid vast als daags tevoren. Hij is uitzonderlijk opgewonden en zijn huisgenoten stellen een ongewoon ongemak vast.