Geschiedenis
De kern van de Sint-Gaugericusparochie gaat terug tot de 8e eeuw.
Ignatius Le Roy, heer van Kesterbeek, liet het kasteel van Dworp (Gravenkasteel) bouwen en wist de heerlijkheden Kesterbeek en Dworp te verenigen.
In 1728 werd Dworp eigendom van ridder Guillaume François Joseph de Hemptinne. Hij zorgde ervoor dat Dworp in 1737 een baronie werd en in 1770 werd graaf Commaar Cornet de Grez heer van Dworp. De familie bleef er kasteelheer tot de Franse Revolutie en leverde vervolgens van 1825 tot de Eerste Wereldoorlog de burgemeesters van Dworp.
Dworp is sinds 1977 een deelgemeente van Beersel.
Naam
De naam Dworp, in het Frans ‘Tourneppe’ kent geen duidelijke verklaring.
De volksethymologie leidt Tourneppe af van ‘tour’ of toren.
Verder is er een verwijzing naar het Germaanse Turnapā wat ‘In een bocht van een beek’ zou betekenen.
Anderen wijzen op het Germaanse thorn wat ‘doorn’ betekent.
Zo kwam men tot de naam van de beek: de Torneppe ( =doornstruiken bij het water).
Verschillende schrijfwijzen
11e eeuw: Dorpe en Tornepe
Thornepe (1111) en Tornepia (1138)
Dornepia (1221)
Doirpe (1400) en Doreppe (1435)
Dworp (1686).
Geografie
De Molenbeek, die ontspringt te Sint-Genesius-Rode, stroomt van oost naar west. Ze wordt gevoed door verschillende beken op het grondgebied van Dworp.
Op de zuidelijke valleiflank is de meest oostelijke bijbeek de Zevenborrebeek (vroeger ook de Kloosterbeek of Esselbeek genoemd).
De Zevenborrebeek is een samenvloeiing van de Zoniënbosbeek en de Rilroheidebeek (ook Hallerbeek of Loonenbroekbeek genoemd).
Ter hoogte van Vroenbos stromen de Kapittelbeek en Steenputbeek samen om vervolgens als Vroenenbosbeek in de Molenbeek uit te monden.
De Duivelsbeek (ook Molenbeek of Kesterbeek omdat ze langs het Kesterbos loopt) komt eveneens uit het Hallerbos.
Op de grens met Huizingen ligt de Diesbeek die in Buizingen ontspringt.
De noordelijke valleiwand wordt enkel door de Kesterbeek (vroeger de Ginstebeek genoemd) doorsneden en ontspringt aan de Meigemheide.
De Leuzebeek (nu Molenbeek) ontspringt in Sint–Genesius-Rode.
Op de heuvelrug liggen bossen (Krabbos, Vroenenbos, Kesterbeekbos, Hanenbos, Zitterbos, … ) en heide (Elsemheide, Solheide, Esselheide, Grootheide, Rilroheide, Dries, …).
Spotnaam
De bijnaam van Dworpenaren was tot omstreeks 1900 niet voor niets ‘Bosuilen’.
Nadien werd dat Drankstoempers. In het uitgestrekte Dworp leefden heel wat kleine boeren. Met het vetmesten van varkens wilden ze het toch wat beter hebben. Ze voederden de varkens met een papje van alle afval en onbruikbare veldvruchten. Dit werd gekookt, in het dialect was dat “gezuie” en daarna met een houten stamper fijn “gestoempt”. De brij die overbleef was de zogenaamde “varkensdrank”. Het leverde een armoedige weeë geur op in de omgeving van hun schamele huisjes. Door de andere dorpen werden ze daarom spottend de “drankstoempers” of de “drankzuiers” genoemd.
Nog wat weetjes
De oudste bewoningssporen te Dworp gaan terug tot de prehistorie.
Men ziet een Nervische stichting (1e eeuw voor Christus) van Dworp. Ook werden Romeinse vondsten gedaan. Vermoedelijk verwijst de naam “Kesterbeek” naar een Romeins castrum of fort dat in de omgeving was opgetrokken.
Door de aanleg van de Alsembergsesteenweg (1826-1833) kwam de middeleeuwse kerk van Dworp met een hoek aan de steenweg te liggen. In 1890-94 werd de nieuwe Sint-Gorikskerk gebouwd. Op de plaats van de oude werd het nieuwe gemeentehuis gebouwd.
Een verwerking naar een tekst van Joeri Mertens(Onroerend erfgoed, site Vlaanderen)